Geen betere concurrentiekracht en ook al geen extra jobs, jobs, jobs.

De Nationale Bank komt tot een bizar besluit.

Belgische ondernemingen gebruikten de indexsprong en de verlaging van de loonkosten niet zozeer om hun prijzen te verlagen en aantrekkelijker te worden voor buitenlandse klanten, wel om hun winstmarges op te krikken.

De loonkostenhandicap tegenover de buurlanden werd weggewerkt, maar de prijzen werden niet verlaagd.

Sinds 2016 zijn de marges van Belgische ondernemingen duidelijk hoger dan het gemiddelde voor de eurozone. Verkopers moeten aan hun klanten nog altijd proberen producten te slijten aan hoge prijzen omdat slechts een deel van de loonkostenmatiging werd omgezet in lagere prijzen.

Het VBO betwist natuurlijk deze conclusies.

Op het vlak van producten zou er wel een prijsdaling doorgevoerd zijn die de export ten goede kwam. Daarentegen zou de export van diensten problematisch blijven omdat bv. onze regeling rond avondarbeid in ons land concurrentieel nadelig is t.o.v. de buurlanden. Of anders gezegd, werknemers moeten niet alleen minder kosten, maar moeten ook veel flexibeler tewerkgesteld kunnen worden.

Wat is de reactie van Johan Van Overtveldt? Jobs, jobs, jobs.

Winst is nodig voor investeringen die op hun beurt nodig zijn voor een stevige concurrentiepositie. Nooit zijn er volgens hem zoveel banen gecreëerd in de privésector.

Nochtans toont de economist Alessandro Grumelli aan dat de jobcreatie status quo is.

Hij vat de echte staat van dienst van de regering-Michel op het gebied van werkgelegenheid samen als volgt:
• 145.000 van de 200.000 als extra getelde banen zijn in werkelijkheid slechts verlengingen van de reeds bestaande banen bij het begin van de legislatuur, als gevolg van de verhoging van de effectieve pensioenleeftijd.
• Zonder loopbaanuitbreiding was de creatie van echt nieuwe banen van 2015 tot 2018 niet belangrijker dan sinds 2000: 56.000 eenheden in totaal (+ 96.000 tijdelijke banen – 40.000 vaste banen), of 14.000 per jaar, hetzelfde cijfer als het jaargemiddelde van de vorige periode.
• De onzekerheid op de arbeidsmarkt is aanzienlijk toegenomen: in vergelijking met de vorige periode zijn er 24.000 minder vaste banen per jaar in de leeftijdsgroep van 15-54 jaar (14.000 niet gecreëerde banen + 10.000 verloren banen), vervangen door 24.000 tijdelijke banen per jaar (96.000/4).

Mijn vaststellingen:

Er worden meer contracten voor bepaalde duur aangeboden. Collega’s die wegvallen (doordat ze zelf opstappen of worden ontslagen of met pensioen gaan) worden niet vervangen. Van de overblijvers wordt verwacht dat ze het extra werk er maar even bij pakken. Dat zijn ze helemaal niet verplicht!